Volg ons

Facebook  Instagram  YouTube

Evert de Rooij: Poortwachters of vaandeldragers?

Maandag 18 november 2013

Blog - Het is een heet hangijzer, na de ontmaskering van Lance Armstrong als de grootste dopingfraudeur aller tijden. De jongste generatie journalisten verwijt de oude hap dat ze te weinig afstand namen van de sport en de sporters. En dat mede daarom de zaak zo gigantisch uit de klauwen kon lopen. Is wat voor te zeggen, ja. Maar ter verdediging van mijn generatie wielervolgers wil ik toch een nuance aanbrengen. Sport is de belangrijkste nevenzaak ter wereld, luidt het cliché. Nevenzaak, dus. Geen hoofdzaak. En zo moet je sport ook behandelen in de media, als nevenzaak, als amusement voor mijn part. Zoals een journalist die over kunst schrijft (of praat) een liefhebber van kunst moet zijn, zo moet een sportjournalist van sport houden. En daar met passie over berichten, want geen enkele sport- of kunstliefhebber houdt het vol om alleen maar kritische noten over zijn liefhebberij gekraakt te zien worden. Waarbij het voor zichzelf spreekt dat een kunst- of sportjournalist ervoor moet waken zijn kritische vermogens te laten verdoven.

 

Poortwachter of vaandeldrager?

Dit werd afgelopen week weer eens actueel door twee dingen die ik las, een column van Jean-Pierre Geelen over Jeroen Wielaert in de Volkskrant en een boek over Laurens ten Dam, geschreven door Robin van der Kloor. Het ging allebei over het door mij geschetste dilemma. Of zoals Geelen het stelt: wielerverslaggevers horen een schone koers te rijden. Om met Wielaert te beginnen, Geelen verwijt Wiels meerdere petten te dragen en uit meerdere ruiven te eten. Hij is journalist, maakt deel uit van de NOS-ploeg die verslag uitbrengt van de Tour, maar hij schrijft tegelijkertijd ‘zonnige Tourboekjes met feestelijke titels’ en zorgt er hoogst persoonlijk voor dat na een harde lobby van twaalf jaar de Tour naar zijn stad Utrecht komt. Dat verleidt Geelen tot het oordeel dat journalisten van poortwachter vaandeldrager zijn geworden. ‘Ooit had de journalistiek afstand en onafhankelijkheid hoog in het vaandel staan, maar dat is voorbij’, is zijn harde conclusie.

 

Onder druk wordt alles vloeibaar

Maar is dat ook zo? Geelen heeft natuurlijk best een punt, want je moet wel ziende blind zijn als je niet in de gaten hebt dat de media geweldig onder druk staan door te veel ontwikkelingen om hier nu op te noemen. En onder druk wordt alles vloeibaar, ook onafhankelijkheid. Maar zoals ik in mijn inleiding al schreef, in de sportjournalistiek heersen niet alleen andere wetten, maar ook verschilt de geschiedenis met die van – pakweg – de parlementaire journalistiek. Bijna alle grote sportevenementen vinden hun oorsprong in de sportjournalistiek. Het zuiverste voorbeeld is de Tour de France, die uitgevonden werd door een journalist, Henri Desgrange, als middel om het gevecht met een concurrerende krant via een door de Tour opgestuwde oplage in zijn voordeel te beslechten. Pas toen de Tour de France zo’n mega evenement werd dat het voor een redactie niet meer te behappen viel, werd de Tour verzelfstandigd. Maar nog steeds geldt L’Équipe als het huisorgaan van de Tour. En maakt de Gazzetta dello Sport nog altijd deel uit van RCS, het mediaconcern dat de Giro (en nog een reeks wedstrijden) organiseert.

 

Oorsprong en aard verschillen

Dus zowel de oorsprong als de aard van de sportjournalistiek maakt dat de banden met evenementen en sporters op een andere leest zijn geschoeid dan bij andere takken van journalistiek het geval is. In die traditie is een erudiete journalist (want hij is veel meer dan een sportjournalist) als Jeroen Wielaert gepokt en gemazeld. En je doet hem onrecht aan als je hem, zoals Geelen doet, het groezelige jasje van een links en rechts scharrelende sjoemelaar om de schouders drapeert. Ik ken Wielaert al zo’n 25 jaar en ik weet dat hij een passie voor de wielersport heeft (net als een passie voor Utrecht en nog honderd andere zaken), maar dat hij daarom nog niet blind is voor uitwassen in die sport. En ik weet ook dat hij zo’n onafhankelijke geest heeft, dat hij zelfs de Tour sous le Dom kritisch zal bejegenen als daar aanleiding voor is.

 

Wie vertrouwt wie?

Ook Robin van der Kloor, onderwijsjournalist bij De Limburger en ooit een ambitieus jeugdrennertje, worstelde met deze materie. Hij vroeg in het najaar van 2012 aan Laurens ten Dam of hij hem een jaar lang mocht volgen bij de uitoefening van zijn beroep en zijn passie, de wielersport. Hij had het nog niet gevraagd of de hel brak los: Armstrong biechtte bij Oprah Winfrey en Rabobank trok de stekker uit zijn wielerploeg. Voor een journalist een mooi moment om ‘embedded’ in te stappen. Voor Ten Dam was het dat wat minder: hij verloor zijn sponsor en zijn eergevoel. Vroeger voelde hij trots als hij zei dat hij wielrenner was, maar dat was nu weg, constateerde Van der Kloor, die zichzelf in dit boek voortdurend afvraagt: geloof ik Laurens ten Dam. Maar hij vraagt zich ook af of Ten Dam op zijn beurt nog wel vertrouwen heeft in de journalistiek. ‘Slopen wij zijn sport door met onthullingen te komen van vijf jaar geleden, of is het noodzaak om tot een schonere sport te komen?’ Die twijfels maken het boek over Laurens ten Dam (Uitgeverij Nieuw Amsterdam, ISBN 9 789046 815892) tot een interessante expeditie in wielerland.

 

De aarde draait om de koers

Van der Kloor, die zelf nooit wielerwedstrijden volgde, merkte al bij zijn eerste koers hoe makkelijk je als journalist het wereldje wordt binnengezogen. Van zijn gekoesterde onafhankelijkheid blijft weinig over als hij in de Ronde van de Middellandse Zee meteen al een deal sluit met Frans Maassen. Hij mag een dag de koers volgen in de eerste wagen als hij eerst een ploegleider naar een 300 kilometer verder gelegen luchthaven brengt. Dat de deal niet doorgaat verandert niets aan de intentie van de deal. In de Dauphiné is Ten Dam kopman en voor Van der Kloor is het daarom de tweede koers die hij van nabij meemaakt. En dan ondervindt hij wat alle wielerjournalisten ondervinden: voor je het weet maak je deel uit van het circus. ‘Ik kom terecht in een wereld die zijn eigen objectiviteit heeft, die compleet anders is dan de dagelijkse werkelijkheid. Eigenlijk zou ik, zoals Hunter S. Thompson doet in Fear and loathing in Las Vegas, moeten beschrijven wat voor krankzinnigs zich allemaal afspeelt voor mijn ogen. (…) Maar dat zul je niet lezen, want een wielerkoers zuigt je op. De aarde draait niet meer om de zon, maar om de koers. En daar mag je als journalist bij horen.’

 

Sympathiek en spannend

Zelden heb ik de bedwelmende werking die het wielrennen op een relatieve buitenstaander (want dat ben je en dat blijf je, ook als journalist) heeft, zo accuraat verwoord gezien. Dit boek gaat dan ook niet alleen om de wielrenner Ten Dam, maar ook om de journalist Van der Kloor, die allebei gemeen hebben dat wielrennen hun passie is. En dat passie en een kritische, afstandelijke houding vaak moeilijk te rijmen zijn. En dat maakt dit boek niet alleen sympathiek, maar ook spannend. Uiteindelijk landt Van der Kloor na een jaar weer op veilige aarde en durft hij de voorzichtige conclusie aan dat de wielersport schoner is dan ooit en dat hij Ten Dam het voordeel van de twijfel gunt. Want, zegt hij: ‘Een renner die voor zichzelf koerst en dan toch doping gebruikt, neemt alleen zichzelf in de maling.’



Eerder...

Blog Nieuwsberichten

Powered by Manieu.nl